ECLI:NL:CRVB:2020:3000

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
20/154 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voorziening voor begeleiding seniorenhulp op basis van Wubo

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2020 uitspraak gedaan in het geding tussen appellante, geboren in 1930 en erkend als burger-oorlogsslachtoffer, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellante had een aanvraag ingediend voor vergoeding van kosten voor begeleiding door seniorenhulp "Uit en Thuis", welke aanvraag door verweerder was afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante, ondanks haar psychische invaliditeit, voldoende zelfredzaam is en niet in een schrijnende situatie verkeert. De Raad oordeelde dat de voorzieningen die appellante al had, toereikend waren voor haar situatie. De aanvraag voor de begeleiding werd afgewezen omdat deze niet voldeed aan de criteria van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De Raad concludeerde dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

20.154 WUBO

Datum uitspraak: 26 november 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 5 december 2019, kenmerk BZ011321976 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2020. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Ouwerkerk-Hoogendonk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.L. van de Wiel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren in 1930, is op grond van psychische invaliditeit (inclusief psychosomatische klachten) erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Aan haar zijn naast de toeslag als bedoeld in artikel 19 van de Wubo ook voorzieningen toegekend, waaronder een vergoeding van vervoer voor het onderhouden van sociale contacten en een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer (DMV).
1.2.
In april 2019 heeft appellante verzocht om vergoeding van de kosten verbonden aan begeleiding door seniorenhulp “Uit en Thuis”. Bij besluit van 11 juli 2019 heeft verweerder toegekend een vergoeding voor vervoer voor medische behandeling en/of consulten met ingang van 1 april 2019. De gevraagde voorziening voor begeleiding van de seniorenhulp “Uit en Thuis” is afgewezen. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Naar aanleiding van wat partijen in beroep hebben aangevoerd komt de Raad tot de volgende beoordeling.
2.1.
Op grond van artikel 32 van de Wubo komen voor vergoeding in aanmerking – kort weergegeven – de extra ten laste van het burger-oorlogsslachtoffer blijvende kosten van medische voorzieningen die noodzakelijk zijn in verband met zijn oorlogsinvaliditeit.
2.2.
Verweerder heeft de aanvraag van appellante na heroverweging in bezwaar getoetst aan het uitgangspunt dat een voorziening voor begeleiding in beginsel alleen bedoeld is voor schrijnende gevallen: personen die niet in een zorginstelling verblijven en door ernstige causale (psychische) klachten niet meer zelfredzaam zijn waardoor zij in een isolement zijn geraakt. Ook wordt gekeken in hoeverre de (al toegekende) voorzieningen toereikend zijn. Op grond van het de aanvraag begeleidend aanvullende sociaal rapport en de daarin vermelde bezigheden en contacten van appellante, heeft verweerder geconcludeerd dat niet blijkt dat appellante niet meer zelfredzaam is.
2.3.
In het aanvullende sociaal rapport, dat in samenspraak met appellante is opgesteld, is vermeld dat appellante voldoende levenslust heeft, een bezig mens is die leest, actief is op internet en zichzelf volop bezig houdt. Via internet heeft zij zelf ook de begeleiding van “Uit en Thuis” geregeld. Met verweerder is de Raad van oordeel dat dit alles niet een beeld oproept van een persoon die niet zelfredzaam is en dat om die reden sprake zou zijn van een schrijnende situatie. De uit april 2017 daterende informatie van de GZ-psycholoog G.C. Hamoen kan niet tot een ander oordeel leiden. Zij adviseerde destijds een steunende begeleiding door een ambulant verpleegkundige in de thuissituatie met toeleiding naar woonbegeleiding voor passende ondersteuning voor langere termijn. Appellante heeft verzocht om vergoeding van een ander soort begeleiding, namelijk begeleiding door particulieren voor bijvoorbeeld het bezoeken van een ziekenhuis, het doen van boodschappen en het maken van uitstapjes. Daarnaast heeft appellante eerdere voorzieningen toegekend gekregen die onder andere bedoeld zijn voor de activiteiten waarvoor zij nu een voorziening vraagt. Zoals de vergoeding voor sociaal vervoer voor het onderhouden van sociale contacten als niet met het openbaar vervoer kan worden gereisd en de tegemoetkoming DMV voor onder meer recreatie en ontspanning. Het is aan appellante om prioriteiten te stellen en te kiezen aan welke activiteiten zij die voorzieningen besteed.
2.4.
Uit 2.3 volgt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep moet ongegrond worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van M.E. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2020.
(getekend) H. Lagas
(getekend) M.E. van Donk