ECLI:NL:CRVB:2020:2950
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens geen procesbelang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de erven van een betrokkene die in hoger beroep zijn gegaan tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân, dat de huishoudelijke hulp voor de echtgenote van de betrokkene had beëindigd na haar overlijden. De rechtbank had het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, en de erven hebben zich hiertegen in hoger beroep gekeerd.
De Raad heeft vastgesteld dat de echtgenote van de betrokkene op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) huishoudelijke hulp had ontvangen, maar dat deze hulp niet kon worden voortgezet na haar overlijden. De Raad heeft overwogen dat de erven geen procesbelang hebben bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak, omdat zij feitelijk niets kunnen veranderen aan het besluit tot beëindiging van de huishoudelijke hulp. De appellanten hebben erkend dat hun hoger beroep geen materieel belang heeft en dat zij geen procesbelang kunnen ontlenen aan de aangevoerde argumenten.
Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, met R. van Doorn als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.