ECLI:NL:CRVB:2020:2945
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep tegen het besluit van het Uwv inzake de beëindiging van de WW-uitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift was overschreden en dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Appellante had aangevoerd dat haar gemachtigde van SRK Rechtsbijstand niet tijdig beroep had ingesteld, maar de rechtbank wees erop dat de handelingen van de gemachtigde aan appellante zelf moeten worden toegerekend. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gronden die appellante in hoger beroep aanvoerde, in wezen een herhaling waren van de eerder ingediende gronden. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat het beroep van appellante terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.