ECLI:NL:CRVB:2020:2937
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking verzoek voorlopige voorziening en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R. Grijpstra, een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de Centrale Raad van Beroep. Dit verzoek was gericht op het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van de invordering van de WAZO-uitkering. Op 25 mei 2020 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) echter meegedeeld dat de invordering per direct wordt stopgezet in afwachting van de uitspraak van de Raad op het hoger beroep. Hierop heeft verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak overwogen dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek tot voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het Uwv inderdaad in de kosten van verzoekster moet worden veroordeeld, aangezien de invordering is stopgezet. De proceskosten zijn begroot op € 525,- voor verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in aanwezigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op 25 november 2020. Verzoekster kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.