ECLI:NL:CRVB:2020:2934
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, waarbij haar arbeidsongeschiktheid op 80% of meer was vastgesteld. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts, werd haar arbeidsongeschiktheid echter vastgesteld op 47,83%. Dit leidde tot een geschil over de juistheid van deze beoordeling.
De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat alle klachten van appellante waren meegewogen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep juist was en dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere conclusies kon ondermijnen. De Raad oordeelde dat de functies die aan de berekening van de arbeidsongeschiktheid ten grondslag lagen, medisch passend waren.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten of schadevergoeding, en bevestigde de aangevallen uitspraak.