ECLI:NL:CRVB:2020:2929
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontving. Appellant had zich in 2012 ziek gemeld vanwege alcoholverslaving en psychische klachten. Na een herbeoordeling in 2016, waarbij een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige betrokken waren, werd vastgesteld dat appellant nog 48,38% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Het Uwv beëindigde de WIA-uitkering per 27 juni 2017, wat door appellant werd bestreden. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren dat de beperkingen van appellant waren onderschat. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat appellant in staat was de geselecteerde functies te vervullen, ondanks zijn psychische en fysieke klachten. De Raad merkte op dat de medische informatie die appellant in hoger beroep aanvoerde, geen nieuwe gezichtspunten bood die de eerdere beoordeling konden veranderen. De beslissing van het Uwv om de WIA-uitkering te beëindigen werd derhalve bevestigd.