ECLI:NL:CRVB:2020:2907

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
17/5925 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in AOW-zaak

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) betreffende de herziening van zijn AOW-pensioen. Het oorspronkelijke besluit, dat op 21 oktober 2016 was genomen, herzag het AOW-pensioen van appellant naar een pensioen voor een gehuwde. Echter, na vragen van de Centrale Raad van Beroep heeft de Svb op 24 februari 2020 het eerdere besluit ingetrokken en vastgesteld dat appellant recht heeft op een AOW-pensioen voor een alleenstaande. Hierdoor heeft appellant besloten het hoger beroep in te trekken.

Appellant heeft de Raad verzocht om de Svb te veroordelen in de proceskosten. De Svb heeft in een brief van 2 maart 2020 aangegeven het griffierecht in beroep en hoger beroep, tot een bedrag van € 170,-, aan appellant te vergoeden. De Raad heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten.

De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft geoordeeld dat de Svb in de kosten van appellant moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.050,-, zoals begroot op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 november 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 november 2020
17/5925 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 20 juli 2017, 16/2702 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Naar aanleiding van vragen van de Raad heeft de Svb bij besluit van 24 februari 2020 het besluit van 21 oktober 2016, waarbij het AOW-pensioen van appellant was herzien naar een pensioen voor een gehuwde, ingetrokken. Appellant heeft alsnog recht op een AOW-pensioen voor een alleenstaande.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de Svb te veroordelen in de proceskosten.
De Svb heeft bij brief van 2 maart 2020 meegedeeld het griffierecht in beroep en hoger beroep, tot een bedrag van € 170,-, aan appellant over te maken.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat de Svb met het nieuwe besluit van
24 februari 2020 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om de Svb te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moet maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.050,- in beroep.
Met betrekking tot vergoeding van het betaalde griffierecht, gaat de Raad ervan uit dat dit al is vergoed.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt de Svb in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2020.
(getekend) A.M. Overbeeke
(getekend) P.A.M. Hulsdouw