ECLI:NL:CRVB:2020:2898
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsvermogen en verlaging van Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar Wajong-uitkering te verlagen van 75% naar 70% van het minimumloon. Appellante, die sinds 2005 een Wajong-uitkering ontvangt vanwege een oogziekte, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij geen arbeidsvermogen heeft en dat haar uitkering niet verlaagd had mogen worden. Het Uwv heeft echter een zorgvuldig onderzoek verricht en vastgesteld dat appellante per 1 januari 2018 arbeidsvermogen heeft. De rechtbank had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard wegens een motiveringsgebrek, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit zijn in stand gelaten. De Centrale Raad heeft geoordeeld dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd waarom appellante over arbeidsvermogen beschikt en dat de door haar aangevoerde argumenten in hoger beroep niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank heeft de door appellante aangevoerde pijnklachten en haar hypermobiliteit zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet leiden tot een situatie van geen benutbare mogelijkheden. De Centrale Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.