Uitspraak
19 3438 WLZ
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
– samengevat – het volgende aangevoerd. Er bestaat geen ruimte voor het zorgkantoor om zich op het standpunt te stellen dat een curator als gewaarborgde hulp onvoldoende waarborg zal bieden voor de nakoming van de verplichtingen die zijn verbonden aan een pgb. Een curator wordt immers benoemd en gecontroleerd door de kantonrechter. Verder heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de administratie niet inzichtelijk en niet sluitend is. Bij een wooninitiatief kopen de bewoners de zorg gezamenlijk in door bundeling van hun pgb’s. De zorgbehoefte van de bewoners kan variëren. Vooraf kan niet precies worden gezegd welke zorg aan welke bewoner zal worden geleverd. Aan het eind van het subsidiejaar wordt de balans opgemaakt en kan worden verantwoord welke zorg wel en niet is geleverd. Voorgaande is niet anders in de situatie van appellante en dit maakt dat niet op basis van de administratie van de maanden mei en juni 2018 in het algemeen de conclusie kan worden getrokken dat de administratie niet inzichtelijk en niet sluitend is. Daarbij komt dat appellante aan het begin van haar verblijf bij [B.V. 2] zorgmijdend was. Dat zij toen minder zorg afnam, maakt niet dat die zorg toen niet voor haar beschikbaar moest zijn. Verder heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Ter onderbouwing van dit beroep heeft appellante een lijst overgelegd met bewoners van [B.V. 2] aan wie het zorgkantoor wel een pgb heeft verleend om tegen een vast maandbedrag zorg in te kopen.
artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ingevolge
artikel 1:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, dient sprake te zijn van een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang dat de betrokkene in voldoende mate onderscheidt van anderen. Dat belang moet rechtstreeks bij het desbetreffende besluit zijn betrokken. Bij een uitsluitend van een andere betrokkene afgeleid belang is niet aan deze eis voldaan. De Raad is van oordeel dat [B.V. 2] niet is aan te merken als belanghebbende. De belangen van [B.V. 2] worden niet rechtstreeks geraakt door het bestreden besluit. Voor zover [B.V. 2] financiële gevolgen ondervindt door het bestreden besluit, vloeien deze uitsluitend voort uit de contractuele relatie die hij met appellante heeft. Van enig rechtstreeks geraakt daarbuiten gelegen belang is geen sprake, nu het bestreden besluit – kort gezegd – ziet op het handelen van de gewaarborgde hulp van appellante. Dit betekent dat niet kan worden gezegd dat [B.V. 2] een eigen, zelfstandig (vermogens)belang heeft bij het bestreden besluit, dat los staat van voornoemd contractuele belang.
artikel 5.11, tweede lid, aanhef en onder 5°, van de Rlz in het onderhavige geval van toepassing is. Indien een curator optreedt als gewaarborgde hulp als bedoeld in
artikel 1.1 van de Rlz, is het bepaalde in de Rlz onverkort op hem van toepassing.
artikel 5.11, tweede lid, aanhef en onder 5°, van de Rlz bevoegd was om de verlening van een pgb te weigeren.