ECLI:NL:CRVB:2020:2854

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
19/4359 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

Op 18 november 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/4359 WIA. Appellante, gevestigd in Duitsland, had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 4 september 2019. De Raad overwoog dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, te rekenen vanaf de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval was het besluit op 4 september 2019 aan appellante bekendgemaakt, en de laatste dag voor het indienen van het beroepschrift was 16 oktober 2019. Het beroepschrift was echter pas op 21 oktober 2019 ontvangen, en de poststempel op de envelop gaf aan dat het op 18 oktober 2019 ter post was bezorgd. Dit betekende dat het beroepschrift te laat was ingediend.

De Raad heeft verder overwogen dat indien een beroepschrift na afloop van de termijn wordt ingediend, de niet-ontvankelijkheid kan worden achterwege gelaten als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Appellante had stukken overgelegd waaruit zou moeten blijken dat zij tijdig had verzonden, maar de Raad oordeelde dat deze stukken niet voldoende bewijs boden dat het beroepschrift tijdig was verzonden. De Raad concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 november 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 november 2020
19/4359 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het geding tussen:
Partijen:
[appellante] te Duitsland (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv van 4 september 2019, kenmerk 080930463-BB-001V.

OVERWEGINGEN

Ingevolge de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop het bestreden besluit door middel van toezending aan de belanghebbende is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het besluit waartegen beroep is ingesteld is bij brief van 4 september 2019 aan appellante bekendgemaakt.
Het beroepschrift is op 21 oktober 2019 ontvangen. Het is gezien de poststempel op de enveloppe op 18 oktober 2019 ter post bezorgd. De laatste dag waarop tijdig beroep kon worden ingesteld was 16 oktober 2019.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 5 november 2019 is aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Deze brief is op 20 november 2019 bij de Raad retour ontvangen.
Bij brief van 11 maart 2020 is aan appellante nogmaals gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellante heeft daarop, bij de Raad op 8 april 2020 ontvangen, een groot aantal stukken ingediend waaruit onder andere blijkt dat er op 18 oktober 2019 een brief naar de Raad is verzonden. Daarbij wordt ook een Track & Trace bewijs overgelegd.
Wat appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt daartoe dat uit de stukken die appellante heeft overgelegd niet blijkt dat het beroepschrift tijdig naar de Raad is verzonden. De laatste dag om tijdig een beroepschrift in te dienen was 16 oktober 2019.
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
18 november 2020.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

RB