ECLI:NL:CRVB:2020:2853

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
18/3179 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en verzoek om proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Gümus, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 6 juli 2018. Dit hoger beroep is echter ingetrokken op 2 januari 2020, omdat appellante geen belang meer had bij een oordeel van de Centrale Raad van Beroep over de aangevallen uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2018. De Raad heeft vastgesteld dat de beslissing op bezwaar van 6 juli 2018 betrekking had op andere materie dan de besluiten waarop de aangevallen uitspraak betrekking had. Hierdoor was het Uwv niet tegemoetgekomen aan appellante in de zin van de relevante wetgeving, wat betekent dat het verzoek om proceskostenveroordeling niet kon worden toegewezen. De Raad heeft het verzoek om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante afgewezen. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, met K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 november 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 november 2020
18/3179 WIA, 18/3180 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2018, 17/4881 en 17/4879 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M. Gümus, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 6 juli 2018 een beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 2 januari 2020 heeft mr. Gümus namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat zij, gelet op het besluit van 6 juli 2018, geen belang meer heeft bij een oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak. De beslissing op bezwaar van 6 juli 2018 heeft betrekking op andere materie dan de besluiten waarop de aangevallen uitspraak betrekking had. Het Uwv is met de beslissing op bezwaar van 6 juli 2018 niet tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb. De Raad is dan ook van oordeel dat het verzoek om proceskostenveroordeling dient te worden afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante af.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
18 november 2020.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) K.R. van Renswoude

RB