ECLI:NL:CRVB:2020:2852
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep WIA na tegemoetkoming door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. P.J. van der Meulen namens appellant, die zich op 21 augustus 2019 liet vertegenwoordigen door deze advocaat. Het Uwv werd vertegenwoordigd door M.J.H. Maas. Tijdens de procedure heeft de Raad het onderzoek heropend en een deskundige, L. Greveling-Fockens, benoemd, die op 13 februari 2020 een rapport heeft uitgebracht. Op 9 maart 2020 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant op 18 maart 2020 het hoger beroep heeft ingetrokken. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.
De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de indiener. In dit geval is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, die zijn begroot op € 1.312,50 voor de procedure in beroep en € 1.050,- voor het hoger beroep. Daarnaast is er een vergoeding voor het rapport van de verzekeringsarts M.M.F. Timmerhuis toegewezen, wat resulteert in een totale kostenvergoeding van € 2.621,76. Deze uitspraak is openbaar gedaan op 18 november 2020.