ECLI:NL:CRVB:2020:2852

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
17/8271 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep WIA na tegemoetkoming door Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. P.J. van der Meulen namens appellant, die zich op 21 augustus 2019 liet vertegenwoordigen door deze advocaat. Het Uwv werd vertegenwoordigd door M.J.H. Maas. Tijdens de procedure heeft de Raad het onderzoek heropend en een deskundige, L. Greveling-Fockens, benoemd, die op 13 februari 2020 een rapport heeft uitgebracht. Op 9 maart 2020 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant op 18 maart 2020 het hoger beroep heeft ingetrokken. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.

De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de indiener. In dit geval is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, die zijn begroot op € 1.312,50 voor de procedure in beroep en € 1.050,- voor het hoger beroep. Daarnaast is er een vergoeding voor het rapport van de verzekeringsarts M.M.F. Timmerhuis toegewezen, wat resulteert in een totale kostenvergoeding van € 2.621,76. Deze uitspraak is openbaar gedaan op 18 november 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 november 2020
17/8271 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 november 2017, 17/697 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. P.J. van der Meulen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2019. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van der Meulen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.H. Maas.
De Raad heeft het onderzoek heropend en een deskundige benoemd. Op 13 februari 2020 heeft L. Greveling-Fockens, verzekeringsarts, een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 9 maart 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 18 maart 2020 heeft mr. Van der Meulen namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 9 maart 2020 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.312,50 in beroep en € 1.050,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
De gevraagde vergoeding voor het rapport van M.M.F. Timmerhuis, verzekeringsarts, komt voor toewijzing in aanmerking. De Raad is van oordeel dat gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht en het Besluit tarieven in strafzaken 2003 daarbij wordt uitgegaan van een uurtarief van € 129,63. Uit de door de gemachtigde van appellant overgelegde nota blijkt dat de werkzaamheden van
M.M.F. Timmerhuis ongeveer 2 uur in beslag hebben genomen, zodat de vergoeding € 259,26 (inclusief 21% BTW) bedraagt.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.621,76.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
18 november 2020.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) K.R. van Renswoude

RB