ECLI:NL:CRVB:2020:284

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
18/1927 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking ziekengeld op basis van zorgvuldig medisch onderzoek

In deze zaak heeft appellante, een budgetconsulent, zich op 13 december 2016 ziek gemeld en ontving zij ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Op 24 juli 2017 heeft een arts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vastgesteld dat appellante met ingang van 25 juli 2017 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat zij weer geschikt werd geacht voor haar eigen werk. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard op 21 augustus 2017. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat er een zorgvuldig medisch onderzoek had plaatsgevonden en dat de artsen van het Uwv goed op de hoogte waren van alle klachten van appellante.

In hoger beroep heeft appellante de gronden herhaald die zij eerder naar voren had gebracht, en stelde zij dat de intrekking van de ZW-uitkering ten onrechte was gebeurd. Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellante met de herhaling van haar eerdere argumenten geen nieuw licht op de zaak heeft geworpen. De Raad concludeert dat de rechtbank een goed gemotiveerd oordeel heeft gegeven en dat het Uwv een zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.1927 ZW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
2 maart 2018, 17/3055 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 12 februari 2020
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft A.H. Knigge hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante heeft zich op 13 december 2016 ziek gemeld voor haar werk als budgetconsulent. Het Uwv heeft haar op grond van de Ziektewet (ZW) ziekengeld toegekend. Appellante is op 24 juli 2017 onderzocht door een arts van het Uwv. Bij besluit van
24 juli 2017 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante met ingang van 25 juli 2017 geen recht meer heeft op ziekengeld omdat zij weer geschikt is om haar eigen werk te doen.
1.2.
Appellante heeft tegen het besluit van 24 juli 2017 bezwaar gemaakt. Bij besluit van
21 augustus 2017 heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard en zijn beslissing gehandhaafd dat appellante met ingang van 25 juli 2017 weer in staat is om als budgetconsulent te werken. Aan het besluit van 21 augustus 2017 ligt een rapport ten grondslag van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 augustus 2017.
2. Appellante heeft tegen het besluit van 21 augustus 2017 beroep ingesteld. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat een zorgvuldig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De artsen van het Uwv waren van alle klachten van appellante op de hoogte en hebben informatie uit de behandelend sector bij hun gemotiveerde opvatting over de arbeidsgeschiktheid van appellante betrokken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om aan de bevindingen van de artsen van het Uwv te twijfelen. Dat appellante door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet op een spreekuur is onderzocht en is volstaan met dossieronderzoek betekent niet dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep verwezen naar de gronden die zij in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht. Volgens haar is de ZW-uitkering ten onrechte ingetrokken.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak gevraagd.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Voor de toepasselijke bepalingen wordt verwezen naar overweging 3 van de aangevallen uitspraak.
4.2.
Appellante heeft met alleen de herhaling van wat zij in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht geen nieuw licht op de zaak geworpen. De rechtbank heeft alle beroepsgronden besproken en daarover een goed gemotiveerd oordeel gegeven. Er is geen aanleiding in hoger beroep tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank heeft gegeven. Het Uwv heeft een zorgvuldig onderzoek doen plaatsvinden waarmee de beslissing dat appellante op 25 juli 2017 geschikt was voor haar arbeid in de zin van artikel 19 van de ZW voldoende is onderbouwd.
4.3.
Het hoger beroep van appellante slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van E.M. Welling als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2020.
(getekend) M. Greebe
(getekend) E.M. Welling