ECLI:NL:CRVB:2020:2827
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
Op 13 november 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/2350 AOW-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellante tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante heeft in verzet aangevoerd dat zij het griffierecht wel heeft betaald en tijdig hoger beroep heeft ingesteld. Echter, tijdens de behandeling van het verzet op 2 oktober 2020 zijn partijen niet verschenen.
De Raad heeft in zijn eerdere uitspraak van 15 januari 2020 vastgesteld dat er geen bewijs was van betaling van het griffierecht door appellante. In het verzetschrift zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen aantonen dat appellante niet in verzuim is geweest. De financiële administratie van de Raad bevatte geen bewijs van betaling door appellante, en zij heeft haar bewering niet met bewijsstukken onderbouwd.
Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in aanwezigheid van griffier R.H. Koopman, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.