ECLI:NL:CRVB:2020:2822
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde cocaïnehandel
Op 3 november 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Appellant ontving algemene bijstand, maar heeft geen melding gemaakt van zijn betrokkenheid bij cocaïnehandel, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Het dagelijks bestuur heeft de bijstand over de periode van 1 januari 2016 tot en met 9 juli 2017 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, in totaal € 28.837,18.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat, gezien het vonnis van de strafrechter, voldoende aannemelijk is dat appellant heeft gehandeld in cocaïne. De rechtbank benadrukte dat handel in verdovende middelen een op geld waardeerbare activiteit is, waarvan appellant het dagelijks bestuur onverwijld op de hoogte had moeten stellen. Appellant heeft echter nagelaten om deze informatie te verstrekken, wat leidt tot schending van de inlichtingenverplichting.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat zijn specifieke situatie een andere uitkomst rechtvaardigt, maar de Raad kon zich vinden in het oordeel van de rechtbank. Appellant heeft niet aangetoond dat hij, indien hij wel aan de inlichtingenverplichting had voldaan, recht op bijstand zou hebben gehad. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.