In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen de beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om hun bijstandsrecht op te schorten en in te trekken. Appellanten ontvingen bijstand op grond van de Participatiewet in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen. De Svb had op 29 november 2018 het recht op AIO-aanvulling van appellanten opgeschort, omdat zij niet de gevraagde CIN-nummers hadden overgelegd. Dit besluit werd later bevestigd door een intrekking van de AIO-aanvulling per 26 november 2018. Appellanten stelden dat zij niet in staat waren om de CIN-nummers te verkrijgen, omdat zij geen Marokkaans paspoort meer hadden en daardoor niet bij het Marokkaanse consulaat in Nederland konden aankloppen. De rechtbank had het beroep tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, maar in hoger beroep oordeelde de Centrale Raad dat de Svb ten onrechte het bezwaar van appellanten niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. De Raad oordeelde dat appellanten voldoende gelegenheid hadden gehad om de CIN-nummers te verkrijgen en dat zij niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij niet in staat waren om deze informatie te verstrekken. De gronden tegen de opschorting en intrekking van de bijstand werden ongegrond verklaard, en de Raad bepaalde dat de Svb de kosten van appellanten diende te vergoeden.