ECLI:NL:CRVB:2020:2814

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
20/772 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake AOW

Op 13 november 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/772 AOW-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellante tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak van 18 juni 2020 was gebaseerd op het feit dat appellante het verschuldigde griffierecht van € 131,- niet binnen de gestelde termijn van vier weken had voldaan. Appellante heeft in het verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat zij niet in verzuim was. Hierdoor werd het verzet ongegrond verklaard.

De zitting ter behandeling van het verzet vond plaats op 2 oktober 2020, maar beide partijen waren niet verschenen. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing houdt in dat het verzet ongegrond wordt verklaard en dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 100,- door de griffier aan appellante wordt terugbetaald. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in aanwezigheid van R.H. Koopman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 november 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 november 2020
20/772 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2020, 19/3914 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 18 juni 2020 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 2 oktober 2020 waar beide partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 18 juni 2020 berust op de overwegingen dat het volledige verschuldigde griffierecht van € 131,- niet binnen de gestelde termijn van vier weken is voldaan.
Appellante heeft in verzet geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet ongegrond;
- bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 100,- door de griffier aan
appellante wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van R.H. Koopman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2020.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) R. H. Koopman

DECISION

Le Centrale Raad van Beroep (conseil central d’appel)
- déclare l’opposition non fondée;
- décide que le droit de greffe de € 100,00 payé pour l’appel est remboursé à l’appelant par le greffier du Centrale Raad van Beroep.
Ce verdict a été fait par C.H. Bangma en présence de R.H. Koopman en qualité de greffier. La décision a été prononcée en public le 13 novembre 2020.