Uitspraak
18.6509 PW-PV
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk;
- bevestigt de aangevallen uitspraak.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een terugvorderingsbesluit van het Drechtstedenbestuur, dat hem een lening had verstrekt op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004. Het bestuur had de lening herroepen en volledig tegemoetgekomen aan het bezwaar van de appellant. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, omdat er geen verzoek om proceskostenvergoeding was ingediend, wat vereist is volgens artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep van de appellante niet-ontvankelijk was, omdat de aangevallen uitspraak niet op haar betrekking had. Het hoger beroep van de appellant was wel ontvankelijk. De appellant betwistte dat hij geen verzoek om proceskostenvergoeding had ingediend, maar de Raad concludeerde dat het bezwaarschrift niet volledig was overgelegd aan de rechtbank. Aangezien de appellant zelf procedeerde zonder professionele rechtsbijstand, was er geen recht op proceskostenvergoeding volgens de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak met verbetering van gronden en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan en is van belang voor de interpretatie van proceskostenvergoedingen in bestuursrechtelijke procedures.