ECLI:NL:CRVB:2020:2790
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid na herbeoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beëindiging van haar WGA-uitkering door het Uwv. Appellante, die eerder 100% arbeidsongeschikt was verklaard, had zich ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten. Na een herbeoordeling door een arts van het Uwv, werd vastgesteld dat zij niet meer geschikt was voor haar laatst verrichte werk, maar wel belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen. Het Uwv beëindigde haar WIA-uitkering met ingang van 21 mei 2017, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat zij geen benutbare mogelijkheden had en dat haar beperkingen onvoldoende waren erkend, vooral met betrekking tot haar energetische klachten door PTSS en een depressieve stoornis. De Raad oordeelde echter dat het Uwv toereikend had gemotiveerd dat appellante niet voldeed aan de criteria voor het aannemen van geen benutbare mogelijkheden. De artsen van het Uwv hadden voldoende rekening gehouden met haar klachten en de rechtbank had terecht geoordeeld dat de medische beoordeling zorgvuldig was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.