ECLI:NL:CRVB:2020:2779

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
20/1835 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 november 2020 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is vanwege termijnoverschrijding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval was de uitspraak op 30 maart 2020 aan de partijen toegezonden, en het beroepschrift werd pas op 13 mei 2020 digitaal ontvangen. Dit betekent dat het beroepschrift te laat was ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 11 mei 2020 was.

Appellante heeft in haar verweer aangevoerd dat zij door de coronacrisis erg druk was met haar werk in de gemeenteraad en daardoor niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen. De Raad heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheden geen reden vormen om aan te nemen dat appellante niet in verzuim is geweest. De rechtbank had appellante eerder gewezen op de beroepstermijn van zes weken, en het risico van een te late indiening ligt volledig bij de partij die het hoger beroep instelt. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en heeft zonder verder onderzoek beslist. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 november 2020. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken schriftelijk verzet doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 november 2020
20/1835 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
27 maart 2020, 19/3674
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 30 maart 2020 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 13 mei 2020 digitaal ontvangen. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 11 mei 2020.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 24 juni 2020 is aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellante heeft daarop bij brief van 4 juli 2020 geantwoord dat zij door de corona crisis erg druk is geweest met haar werk in de gemeenteraad en daardoor niet in staat was tijdig hoger beroep in te stellen.
Wat appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt daartoe dat appellante door de rechtbank is gewezen op de beroepstermijn van zes weken. In situaties als de onderhavige geldt het uitgangspunt dat het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend, volledig voor rekening komt van de partij die het hoger beroep instelt. Appellante had tenslotte een derde kunnen inschakelen om tijdig een (voorlopig) beroepschrift in te dienen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
11 november 2020.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
GdJ