ECLI:NL:CRVB:2020:2777
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding bij indiening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 februari 2020. De Centrale Raad oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was vanwege termijnoverschrijding bij de indiening van het hogerberoepschrift. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval was het beroepschrift op 7 april 2020 ontvangen, terwijl de laatste dag voor indiening 2 april 2020 was. De Raad concludeerde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het pas op 6 april 2020 ter post was bezorgd.
De appellant had aangevoerd dat hij tijdig had gepost, maar kon de wijze van verzending niet verifiëren. Hij verbleef op dat moment in een GGZ-kliniek en had hulp gekregen bij de verzending. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in verzuim was geweest. De Raad wees erop dat het risico van een niet-tijdige indiening voor rekening van de appellant kwam, en dat hij ook een derde had kunnen inschakelen om het beroepschrift tijdig in te dienen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk.