ECLI:NL:CRVB:2020:2776
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, die zich ziek had gemeld met knieklachten, had zijn ZW-uitkering per 8 juli 2018 beëindigd zien worden door het Uwv. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat er sprake was van een zorgvuldig medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv. Appellant was van mening dat zijn medische beperkingen waren onderschat en dat de geselecteerde functies niet geschikt waren voor hem. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat de gronden van appellant in hoger beroep niet slagen. De Raad concludeert dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.