ECLI:NL:CRVB:2020:2765

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
18/4191 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 18/4191 PW. Het hoger beroep is ingetrokken omdat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam het bestreden besluit niet langer handhaaft. Appellant heeft alsnog bijstand ontvangen over de maanden juli, augustus, september en oktober 2017, waarmee het college volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant.

Namens appellant heeft mr. S.L. Soedamah, advocaat, het hoger beroep ingesteld. Op 12 maart 2020 heeft mr. Soedamah het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. Het college heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Raad heeft vastgesteld dat het college op verzoek van appellant in de kosten moet worden veroordeeld, zoals bepaald in artikel 8:75a van de Awb. De proceskosten zijn begroot op € 525,- voor bezwaar, € 1.050,- voor beroep en € 525,- voor hoger beroep, wat leidt tot een totale vergoeding van € 2.100,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door A.M. Overbeeke, met P.A.M. Hulsdouw als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 november 2020
18/4191 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2018, 18/452 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S.L. Soedamah, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij fax van 12 maart 2020 heeft mr. Soedamah namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten, in bezwaar, beroep en hoger beroep.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat het hoger beroep is ingetrokken omdat het college het bestreden besluit niet langer handhaaft en aan appellant alsnog bijstand heeft uitgekeerd over de maanden juli, augustus, september en oktober 2017, waarmee geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoet gekomen.
De Raad ziet aanleiding om het college te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 525,- in bezwaar, € 1.050,- in beroep en € 525,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.100,-.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2020.
(getekend) A.M. Overbeeke
(getekend) P.A.M. Hulsdouw