ECLI:NL:CRVB:2020:2738
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Herziening van besluiten inzake aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen en terugvordering van uitkeringen
Op 2 november 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/2983 PW-PV. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 april 2018. De appellant, woonachtig in Marokko, had verzocht om herziening van in rechte vaststaande besluiten van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) die betrekking hadden op de intrekking van de aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen en de terugvordering van een bedrag van € 24.816,84. De SVB had deze besluiten genomen op basis van de veronderstelling dat de appellant beschikte over woningen in twee verschillende plaatsen in Marokko.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak bevestigd dat het verzoek om herziening terecht is afgewezen. De appellant had aangevoerd dat hij geen eigendom had van een woning in de tweede plaats en dat de woning in de eerste plaats een bouwval zou zijn. Echter, de Raad oordeelde dat deze argumenten geen nieuwe feiten of omstandigheden opleverden die de eerdere besluiten konden ondermijnen. De Raad concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de oorspronkelijke besluiten onmiskenbaar onjuist waren en dat de appellant deze argumenten al eerder had kunnen aanvoeren.
De uitspraak is openbaar gedaan en de Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is ondertekend door de griffier T. Ali en het lid van de enkelvoudige kamer J.N.A. Bootsma.