ECLI:NL:CRVB:2020:2736

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
19/2216 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenuitkering op basis van verzekeringseisen en internationale sociale zekerheidsverdragen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellante, woonachtig in Turkije, had een nabestaandenuitkering aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot, die op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De Raad oordeelde dat de echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet voldeed aan de verzekeringseisen van de ANW, zoals vastgelegd in artikel 22, lid 3, van het Verdrag tussen Nederland en Turkije inzake sociale zekerheid. Dit artikel vereist dat er op het moment van de verzekerde gebeurtenis sprake moet zijn van daadwerkelijke verzekering volgens de Turkse wetgeving. Het Turkse orgaan Sosyal Güvenli Kurumu (SGK) had bevestigd dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was, ondanks eerdere tegenstrijdige informatie. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van ongerechtvaardigd onderscheid en dat de weigering van de nabestaandenuitkering terecht was.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep

19.2216 ANW

Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
16 april 2019, 18/5154 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (Turkije) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 5 november 2020
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft afgezien van het indienen van een verweerschrift.
Namens appellante heeft mr. F. Özer, advocaat, aanvullende gronden ingediend en stukken ingezonden. Ook de Svb heeft een nader stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2020. Namens appellante is mr. Özer verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.F.L.B. Metz.

OVERWEGINGEN

1. Appellante woont in Turkije. De echtgenoot van appellante heeft in Nederland gewoond en gewerkt. Na vertrek is hij tot 1985 in Turkije actief verzekerd geweest. Hij is op [sterfdatum] 2018 in Turkije overleden. Hij ontving ten tijde van zijn overlijden een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
2. Appellante heeft een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd. Bij besluit van 24 mei 2018 heeft de Svb deze aanvraag afgewezen op de grond dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Bij beslissing op bezwaar van 17 juli 2018 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 24 mei 2018 ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Overwogen is dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was voor de ANW. Ook was de echtgenoot niet verzekerd ingevolge artikel 22, derde lid, van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije inzake sociale zekerheid (het Verdrag). Daarbij is in aanmerking genomen dat op het aanvraagformulier voor een nabestaandenuitkering TH 203 staat aangegeven dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden verzekerd was ingevolge de Turkse wetgeving. Het bevoegde Turkse orgaan Sosyal Güvenli Kurumu (SGK) heeft echter in een begeleidend schrijven van 4 mei 2018 aangegeven dat de echtgenoot niet verzekerd was op grond van de Turkse wetgeving, omdat hij geen verzekerd werk had. De Svb heeft in deze tegenstrijdigheid aanleiding gezien navraag te doen bij het SGK. Uit de notitie van 16 juli 2018 blijkt dat er telefonisch contact is geweest tussen de Svb en het SGK. Daarbij heeft het SGK aangegeven dat de echtgenoot van appellante op het moment van zijn overlijden een SGK-pensioen ontving, niet actief verzekerd was, maar wel zorgverzekerd was. Ook is aan appellante een Turks nabestaandenpensioen toegekend. Hieruit blijkt dat de echtgenoot van appellante niet actueel verzekerd was voor een nabestaandenpensioen op het moment van zijn overlijden. Verder leidt het aan de echtgenoot toegekende AOW-pensioen niet tot verplichte verzekering voor de ANW. Niet is gebleken dat bij de informatiewisseling tussen de Svb en het SGK miscommunicatie is ontstaan. Tot slot is overwogen dat niet is gebleken dat de echtgenoot heeft deelgenomen aan de vrijwillige verzekering voor de ANW.
4.1.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de echtgenoot zich vóór zijn pensionering heeft ingekocht in de Turkse verzekering en als gevolg daarvan op de dag van zijn overlijden wel verzekerd was volgens de Turkse wetgeving. Hieraan doet niet af dat hij na zijn pensionering geen premies meer betaalde voor de Turkse sociale zekerheid. Voor zover hij niet als verzekerde zou worden beschouwd omdat hij de premie ineens heeft betaald, zou er sprake zijn van een ongerechtvaardigd onderscheid tussen personen die ervoor kiezen de premie ineens te betalen en personen die ervoor kiezen de premie maandelijks na hun pensionering te betalen, hetgeen ook een verboden onderscheid naar leeftijd met zich mee zou brengen.
4.2.
De Svb heeft gesteld dat moet worden afgegaan op de meermalen door SGK verstrekte informatie dat de echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet actief verzekerd was. Appellant is blijkens een door SGK verstrekt overzicht slechts 60 dagen in 1985 verzekerd geweest voor de Turkse wetgeving. Dat appellant kennelijk voor zijn pensionering gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich in de Turkse verzekering in te kopen voor dagen dat hij buiten Turkije in loondienst heeft gewerkt, brengt niet met zich mee dat hij na zijn pensionering actief verzekerd bleef krachtens de Turkse wetgeving. Van discriminatie is volgens de Svb geen sprake.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Zoals de Raad al eerder heeft overwogen, onder meer in zijn uitspraak van 23 april 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI3024, moet artikel 22, derde lid, van het Verdrag zo worden uitgelegd dat de fictieve verzekering ingevolge de ANW uitsluitend in het leven kan worden geroepen in het geval dat op het tijdstip van de verzekerde gebeurtenis sprake is van daadwerkelijke verzekering ingevolge de Turkse wetgeving. Dat wil zeggen dat op bedoeld tijdstip een tijdvak van wettelijke verzekering lopende is waarover premies of bijdragen verschuldigd zijn, dan wel van een daarmee door de Turkse wetgeving gelijkgesteld tijdvak.
5.2.
SGK heeft, na oorspronkelijk innerlijk tegenstrijdige informatie te hebben verstrekt, bij expliciete navraag door de Svb bij herhaling laten weten dat bij de echtgenoot van appellante geen sprake was van daadwerkelijke verzekering ingevolge de Turkse wetgeving op de dag van het overlijden. De door appellante overgelegde stukken wekken geen twijfel aan de juistheid van deze informatie. Op grond van artikel 4, aanhef en onder a van de door appellant overgelegde bepalingen van de Turkse Wet op de sociale verzekeringen en de algemene zorgverzekering (Wet) wordt als verzekerde aangemerkt de persoon die met een arbeidsovereenkomst door een of meerdere werkgevers te werk is gesteld. Niet in geschil is dat de echtgenoot, toen hij op 87-jarige leeftijd overleed, niet meer in dienstbetrekking werkzaam was. Dat de echtgenoot kennelijk door middel van inkoop vóór zijn pensionering alsnog is gaan voldoen aan de voorwaarden waaronder zijn echtgenote op grond van artikel 32 van de Wet bij zijn overlijden recht kon hebben op een overlijdensuitkering (te weten: ten minste vijf jaren verzekerd zijn geweest en in totaal 900 dagen premies hebben betaald voor arbeidsongeschiktheids-, ouderdoms- en overlijdensverzekeringen), leidt niet tot een ander oordeel. De Raad verwijst in dit verband naar zijn – ook door de rechtbank aangehaalde – uitspraak van 13 september 1995, ECLI:NL:CRVB:1995:ZB3309.
5.3.
Evenmin is sprake van een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling naar leeftijd. Voor het recht op uitkering krachtens de ANW is naar nationaal recht vereist dat de overledene op de dag van zijn overlijden daadwerkelijk verzekerd was voor de ANW. Op grond van artikel 33, derde lid, van het Verdrag ontstaat eveneens recht op een nabestaandenuitkering als de overledene op de dag van zijn overlijden daadwerkelijk verzekerd was krachtens de Turkse regelgeving. Van enig verboden onderscheid is hier geen sprake.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van B.H.B. Verheul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2020.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) B.H.B. Verheul
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.