In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar Wajong-uitkering te weigeren. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan. Appellante, geboren in 1998, heeft in 2016 een aanvraag ingediend voor een beoordeling van haar arbeidsvermogen, waarbij zij diverse psychische en sociale problemen heeft aangegeven. Het Uwv heeft haar aanvankelijk een indicatie voor de banenafspraak gegeven, maar weigerde later de Wajong-uitkering op basis van het oordeel dat appellante op de datum in geding geen arbeidsvermogen had, maar dat dit niet duurzaam was.
De rechtbank Gelderland heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv onvoldoende gemotiveerd had dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam was. De Centrale Raad heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv voldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn standpunt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat er mogelijkheden zijn voor verbetering van de medische situatie van appellante, en dat de situatie niet als stationair kan worden beschouwd. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden van de betrokkene en de mogelijkheden tot behandeling en verbetering.