ECLI:NL:CRVB:2020:2707

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
19/5111 WMO15-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen buiten behandeling stellen aanvragen om tegemoetkoming meerkosten voor chronisch zieken

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Groningen. De appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], hadden aanvragen ingediend voor een tegemoetkoming in de meerkosten voor chronisch zieken en beperkten voor het jaar 2018. Deze aanvragen werden door het college buiten behandeling gesteld, omdat de appellanten de benodigde gegevens niet binnen de door het college gestelde termijn hadden aangeleverd. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de beroepen van de appellanten tegen de besluiten van het college gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand gelaten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak bevestigd dat het college op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd was om de aanvragen buiten behandeling te stellen. De Raad oordeelde dat de appellanten niet voldoende argumenten hadden aangedragen die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

19.5111 WMO15-PV, 19/5112 WMO15-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 november 2019, 19/2024 en 19/2027 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant 1] en [appellant 2] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (college)
Datum uitspraak: 28 oktober 2020
Zitting heeft: J.P.A. Boersma als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: R. van Doorn
Ter zitting van 21 oktober 2020 zijn verschenen: mr. E.Tj. van Dalen, advocaat van appellanten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Bij afzonderlijke besluiten van 23 januari 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluiten van 29 april 2019 (bestreden besluiten) heeft het college de aanvragen van appellanten om een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten voor chronisch zieken en beperkten voor het jaar 2018 met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld, omdat appellanten de benodigde gegevens niet binnen de door het college gegeven termijn hebben verstrekt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van appellanten tegen de bestreden besluiten gegrond verklaard, deze besluiten vernietigd en de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand gelaten.
3. Niet in geschil is dat de te verstrekken gegevens nodig waren voor een goede beoordeling van de aanvragen. De benodigde gegevens zijn niet verstrekt binnen de in de brieven van 19 december 2018 gegeven termijn.
4. Uit het voorgaande volgt dat het college op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bevoegd was de aanvragen van appellanten buiten behandeling te laten.
5. Wat appellanten hebben aangevoerd geeft geen aanleiding om te oordelen dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot buiten behandeling stellen van de aanvragen gebruik heeft kunnen maken. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) R. van Doorn (getekend) J.P.A. Boersma