ECLI:NL:CRVB:2020:2700
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. L.R. Breuker, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 december 2017. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake een bezwaar dat appellante had ingediend. Op 27 januari 2020 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 12 maart 2020 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv geen verweerschrift heeft ingediend en dat het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft besloten het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.
De proceskosten zijn begroot op € 1.050,- voor de rechtsbijstand in beroep en € 525,- voor de rechtsbijstand in hoger beroep, met daarnaast een vergoeding van € 7,40 voor reiskosten. De totale kosten die het Uwv aan appellante moet vergoeden, bedragen € 1.582,40. Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 november 2020.