ECLI:NL:CRVB:2020:2677
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet in behandeling genomen aanvraag voor bijstand na niet verschijnen op gesprek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, woonachtig in Oostenrijk, had op 29 juni 2018 bijstand aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen nodigde hem uit voor een gesprek op 16 augustus 2018 om zijn recht op bijstand te onderzoeken. Appellant verscheen echter niet op deze afspraak, omdat hij van 1 tot en met 15 augustus 2018 een cursus in Rusland volgde en nog op de terugweg naar Nederland was. Het college besloot daarop de aanvraag niet verder in behandeling te nemen, wat de appellant in zijn hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat de appellant, ondanks zijn goede intenties om zijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenverplichting. De wet vereist dat iedereen die bijstand aanvraagt, relevante informatie over zijn verblijf doorgeeft. De Raad concludeert dat het college niet kon rekening houden met de omstandigheden van de appellant, omdat hij zijn verblijf in het buitenland niet tijdig had gemeld. De stelling van de appellant dat zijn vader de uitnodiging pas op de dag van het gesprek heeft ontvangen, wordt niet geloofwaardig geacht, aangezien eerdere verklaringen van de appellant en zijn vader inconsistent zijn.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van de rechtbank en laat de aanvraag buiten behandeling. De Raad oordeelt dat de appellant verantwoordelijk is voor het niet tijdig afzeggen van de afspraak en dat de uitnodiging op een correcte manier is verstuurd. De uitspraak is openbaar gedaan en er zijn geen proceskosten toegewezen.