Uitspraak
19.910 WLZ
CIZ
OVERWEGINGEN
niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft vervolgens het bezwaar ongegrond verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Zij heeft daartoe, kort samengevat, overwogen dat de Wlz-aanvraag op goede gronden bij CIZ is ingediend.
artikel 3.2.1, eerste lid, van het Blz. Uit het aanvraagformulier volgt dat de benodigde gegevens zijn ingevuld door een medewerker van [naam verpleeghuis] . Op het aanvraagformulier is verder vermeld dat de daarop geplaatste handtekening van betrokkene is. In wat appellanten daarover hebben aangevoerd ziet de Raad geen aanleiding om te twijfelen aan de authenticiteit van die handtekening of om aan te nemen dat deze onder dwang is gezet. De door appellanten overgelegde stukken met daarop verschillende handtekeningen van betrokkene zijn onvoldoende om hun stellingen te onderbouwen. Daarbij komt dat de gemachtigde van appellanten ter zitting heeft verklaard dat het ook mogelijk is dat betrokkene wel zijn handtekening onder de aanvraag heeft gezet. De stelling dat hierbij sprake zou zijn geweest van dwang hebben appellanten in het geheel niet onderbouwd. Het voorgaande betekent dat CIZ bevoegd was om het indicatiebesluit af te geven. De hoger beroepsgrond slaagt niet.