ECLI:NL:CRVB:2020:2598

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
20/2377 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de voorzieningenrechter in hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om een voorlopige voorziening, dat was gedaan op 8 juli 2020. De voorzieningenrechter van de rechtbank had het verzoek afgewezen, en verzoeker stelde dat er sprake was van een schending van fundamentele rechtsbeginselen en het recht op een eerlijk proces. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat er geen feiten of omstandigheden waren die een doorbreking van het wettelijk appelverbod rechtvaardigden. De voorzieningenrechter concludeerde dat hij onbevoegd was om van het hoger beroep kennis te nemen, en ook niet bevoegd was om het verzoek om een voorlopige voorziening te behandelen. De uitspraak benadrukte dat de voorzieningenrechter van de rechtbank niet in strijd had gehandeld met de eisen van een goede procesorde. De Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat het betaalde griffierecht aan verzoeker wordt terugbetaald, maar er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

20/2377 WIA, 20/2648 WIA-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 23 juni 2020, 20/1538 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb van 8 juli 2020
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 26 oktober 2020
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak waarbij met toepassing van artikel 8:84, eerste en tweede lid, van de Awb is beslist op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker (hoofdzaak).
Op 8 juli 2020 heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2020. Verzoeker is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F.H.H. Fuchs, die door middel van videobellen heeft deelgenomen aan de zitting.
OVERWEGINGEN
1. Ingevolge de artikelen 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening te treffen, afgewezen. De aangevallen uitspraak is een uitspraak als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid, van de Awb.
4. In artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder d, van de Awb is bepaald dat tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld.
5. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een evidente schending van de eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Verzoeker heeft toegelicht dat de voorzieningenrechter van de rechtbank heeft gehandeld in strijd met hoor en wederhoor door hem niet in de gelegenheid te stellen – schriftelijk dan wel mondeling – te reageren op nader door het Uwv ingediende stukken.
6. Niet gebleken is van feiten en omstandigheden die een doorbreking van het wettelijk appelverbod rechtvaardigen. Zoals uit de uitspraak van de Raad van 2 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX3488, volgt, zou ook als verzoeker wordt gevolgd in zijn betoog dat de voorzieningenrechter van de rechtbank ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de in artikel 8:83, vierde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid uitspraak te doen zonder zitting, daarmee niet gegeven zijn dat sprake is van een zodanige schending van fundamentele rechtsbeginselen en het recht op een eerlijk proces, dat doorbreking van het appelverbod gerechtvaardigd is. Er is geen aanleiding in dit geval anders te oordelen.
7. De voorzieningenrechter is dan ook onbevoegd om van het door verzoeker ingestelde hoger beroep kennis te nemen. Hieruit volgt dat de voorzieningenrechter ook ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening niet bevoegd is.
8. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding te bepalen dat het in hoger beroep betaalde griffierecht aan verzoeker wordt terugbetaald. Ook het griffierecht betaald in het kader van het verzoek om voorlopige voorziening wordt terugbetaald.
9. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep
  • verklaart zich onbevoegd ter zake van de hoofdzaak;
  • verklaart zich onbevoegd ter zake van het verzoek om voorlopige voorziening;
  • bepaalt dat het betaalde griffierecht van in totaal € 262,00 door de griffier van Centrale Raad van Beroep aan verzoeker wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van B.V.K. de Louw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2020.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) B.V.K. de Louw