ECLI:NL:CRVB:2020:2595

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
19/2488 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over WGA-uitkering en geschiktheid van de functie van voedingsassistent

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland over de toekenning van een WGA-uitkering aan betrokkene, die als generalist meldkamer werkzaam was. Betrokkene viel uit voor zijn werkzaamheden op 11 december 2014 door medische klachten. Het Uwv kende hem een WGA-uitkering toe, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 73,64%. Dit besluit werd later door het Uwv herzien, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 74,59%. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en vernietigde het besluit van het Uwv, omdat de rechtbank vond dat de arbeidsdeskundige onvoldoende had onderbouwd dat betrokkene geschikt was voor de functie van voedingsassistent.

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functie van voedingsassistent passend was voor betrokkene. De Raad concludeerde dat de belastbaarheid van betrokkene op de relevante punten niet werd overschreden en dat de functie van voedingsassistent, zoals beschreven in het CBBS, adequaat was. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van een juiste arbeidskundige beoordeling en de rol van het CBBS in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

19 2488 WIA

Datum uitspraak: 27 oktober 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 april 2019, 18/3468 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Arnhem (appellante)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.W.A. Blind hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. K.M.J. Schrijver een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2020. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Schrijver. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Blind.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene was laatstelijk werkzaam bij de [werkgever] (werkgever) als generalist meldkamer voor 38 uur per week. Op 11 december 2014 is betrokkene voor deze werkzaamheden uitgevallen als gevolg van medische klachten. Het Uwv heeft aan werkgever een loonsanctie opgelegd waardoor de wachttijd zoals bedoeld in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is geëindigd op 8 december 2017. Betrokkene heeft per einde van de wachttijd een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd.
1.2.
Betrokkene is op 15 november 2017 onderzocht door een verzekeringsarts van het Uwv. Deze verzekeringsarts heeft de beperkingen van betrokkene weergegeven in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 november 2017. Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis daarvan de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene berekend. Bij besluit van 12 december 2017 heeft het Uwv betrokkene met ingang van 8 december 2017 een WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 73,64%.
1.3.
Bij besluit van 17 mei 2018 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van betrokkene en werkgever tegen het besluit van 12 december 2017, onder verwijzing naar een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 mei 2018, gegrond verklaard. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft twee van de eerder geselecteerde functies laten vervallen, vastgesteld dat nog drie van de geselecteerde functies geschikt zijn en op basis daarvan de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene opnieuw berekend en vastgesteld op 74,59%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het Uwv opdracht gegeven een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hiertoe heeft de rechtbank als volgt overwogen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vanuit een theoretische en abstracte, en weinig realistische, visie beargumenteerd waarom betrokkene geschikt is voor de uitoefening van deze functie. Dat betrokkene in een één op één situatie bewoners helpt met eten acht de rechtbank in het huidig tijdsgewricht, waarin de zorg structureel te kampen heeft met personeelstekorten en financiële krapte, nauwelijks voorstelbaar. De onderbouwing door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep acht de rechtbank dan ook onnavolgbaar. De rechtbank acht het verder, zonder nadere toelichting, onbegrijpelijk dat volgens de toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bewoners helpen met eten ‘maar’ 5% van de functie-inhoud zou zijn terwijl volgens het CBBS deze deeltaak 10% van de functie inhoudt. Ook daarom acht de rechtbank de gegeven toelichting onbegrijpelijk.
3.1.
Het Uwv heeft in hoger beroep verwezen naar het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 5 juli 2019, waarin de passendheid van de geselecteerde functie van voedingsassistent nader is toegelicht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hierin toegelicht dat de deeltaak bewoners helpen met eten slechts 10 procent van de werktijd bedraagt en dat, als dit al nodig zou zijn, er volgens zijn berekening sprake is van slechts 11,5 minuten per maaltijd. De rechtbank heeft het oordeel over het niet geschikt zijn van de functie van voedingsassistent volgens het Uwv gebaseerd op aannames, een eigen visie over de invulling van de geduide functie, gerelateerd aan de actuele situatie in de zorg en niet op het in de jurisprudentie geaccepteerde CBBS-systeem. Volgens het Uwv is in de overgelegde functiebeschrijving en het resultaat functiebeoordeling uitgebreid de functie met de functiebelastingen omschreven. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarnaast, zoals volgt uit het rapport van 5 juli 2019, nog aanvullend overleg gevoerd met de arbeidskundig analist. Hieruit kwam naar voren dat het helpen bij het geven van eten alleen op verzoek van de verzorgende plaatsvindt en in één op één situatie. Gedacht kan worden aan het waarnemen van aspecten zoals kleur van het gelaat of gedrag die aanleiding kunnen zijn om met de verantwoordelijke medewerker kort te sluiten. Van ingrijpen bij calamiteiten is in beginsel geen sprake, aangezien de voedingsassistent hiertoe niet bevoegd is. Hiermee is volgens het Uwv voldoende gemotiveerd waarom deze functie passend is voor betrokkene.
3.2.
Betrokkene heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is de vraag of het bestreden besluit is gebaseerd op een juiste arbeidskundige grondslag en of in de functie van voedingsassistent de beperkingen van betrokkene op de items vasthouden en verdelen van aandacht worden overschreden. Het geschil spitst zich daarbij toe op de taak om bewoners op verzoek van een verzorgende te helpen bij het gebruiken van de maaltijd.
4.2.
Betrokkene kan volgens de FML van 15 november 2017 onder meer op normale wijze de aandacht vasthouden en de aandacht gedurende minstens een half uur richten op één informatiebron. De verzekeringsarts heeft daarbij toegelicht dat betrokkene is aangewezen op een rustige werkomgeving en indien het een meer prikkelrijke werkomgeving betreft, kan betrokkene niet boven normaal aan dit item voldoen. Uit de FML volgt verder dat betrokkene onder andere ook beperkt is op het item verdelen van aandacht. Betrokkene kan de aandacht alternerend richten op een beperkt aantal uiteenlopende informatiebronnen (zoals bijvoorbeeld het zelfstandig reizen per openbaar vervoer inclusief overstappen). In de FML is daarnaast nog vastgelegd dat betrokkene is aangewezen op specifieke voorwaarden. Betrokkene is aangewezen op een voorspelbare werksituatie, zonder veelvuldige storingen of onderbrekingen en is aangewezen op voldoende gestructureerde en afgebakende taken in een rustige werkomgeving.
4.3.
Uit de functiebeschrijving van voedingsassistent volgt dat de voedingsassistent in een verpleeghuis werkt op een revalidatie- of somatiekafdeling. Hij helpt de bewoners geregeld met eten, in overleg met de verzorgende. Hij signaleert bijzonderheden en houdt het welbevinden van de bewoner in de gaten. De Raad heeft al eerder geoordeeld (zie de uitspraak van de Raad van 15 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1737) dat voldoende duidelijk is dat een in het CBBS opgenomen functiebeschrijving rechtstreeks is gebaseerd op de waarnemingen en bevindingen van de arbeidskundig analist. Uit de uitspraak van de Raad van 15 mei 2019 volgt dat voordat een functie wordt opgenomen in het CBBS, een arbeidskundig analist van het Uwv een onderzoek bij de werkgever verricht en dat dat onderzoek in ieder geval uit interviews over de functie en uit waarnemingen en metingen bij het uitoefenen van de functie, bestaat. Verder verzamelt de arbeidskundig analist bij de werkgever informatie over de beschrijving van de functie, de salarisgegevens en de minimum opleidings en ervaringseisen. Al deze gegevens worden door de arbeidskundig analist opgenomen in een rapport, dat de vorm krijgt van een functiebeschrijving. De aldus door de analist vervaardigde functiebeschrijving wordt eerst getoetst door een collega arbeidskundig analist. Daarna wordt de functiebeschrijving in zijn geheel opgenomen in het CBBS. Het Uwv heeft in de hier aangehaalde procedure toegelicht dat ook nadat een functie is opgenomen, regelmatig wordt getoetst via onder meer onderzoek ter plekke, of de gegevens over de functie nog correct zijn. De Raad heeft in de uitspraak van 15 mei 2019 geoordeeld dat met deze toelichting van het Uwv voldoende duidelijk is dat een in het CBBS opgenomen functiebeschrijving rechtstreeks is gebaseerd op de waarnemingen en bevindingen van de arbeidskundig analist. De functiebeschrijving is vervolgens in de door de analist opgemaakte vorm door de arbeidsdeskundige en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep direct te raadplegen in het CBBS ten behoeve van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling.
4.4.
Zoals blijkt uit de rapporten en bijlagen van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 9 mei 2018, 25 maart 2019, 5 juli 2019 en 8 september 2020, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functie van voedingsassistent uitvoerig besproken met de arbeidskundig analist die gebaseerd op zijn waarnemingen de functiebeschrijving heeft opgesteld. Daarmee is voldoende vast komen te staan dat indien de voedingsassistent door de verzorgende is gevraagd om een bewoner te helpen bij het gebruiken van de maaltijd, dit, anders dan de rechtbank overweegt, een één-op-één situatie betreft. De gegevens van de arbeidskundig analist vormen, zoals ook voortvloeit uit de in 4.3 aangehaalde uitspraak van de Raad van 15 mei 2019, het uitgangspunt. In het dossier bestaan ook geen aanwijzingen voor een andere conclusie.
4.5.
In het Resultaat functiebeoordeling van 9 mei 2018 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overtuigend gemotiveerd dat de belastbaarheid van betrokkene op het item vasthouden van aandacht niet wordt overschreden, omdat men in de geduide functie is gericht op het verrichten van alle activiteiten die zijn gericht op het verzorgen van de maaltijden, het uitserveren en het tafeldekken met alle bijkomende werkzaamheden. Daarbij is geen sprake van andere informatie of activiteiten waardoor men structureel de aandacht moet verdelen dan wel dat men afgeleid wordt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarnaast afdoende gemotiveerd dat de belastbaarheid van betrokkene evenmin wordt overschreden bij het verdelen van de aandacht. De arbeidsdeskundige heeft toegelicht dat bij het verdelen van aandacht in de functie van voedingsassistent is vereist dat de medewerker zich los kan maken van een bepaald object van aandacht. Het gaat om het soepel kunnen omschakelen naar een voorwerp/taak van aandacht met behoud van het overzicht op het geheel van de activiteiten. Bij het uitvoeren van de taken worden betreffende taken opeenvolgend afgehandeld en is er geen noodzaak om de aandacht te verdelen over meerdere taken tegelijkertijd. Dit heeft eveneens te maken met onder andere de doelgroep waar men mee werkt. In 5% van de werktijd is sprake van een geringe mate van het verdelen van aandacht en dit slechts op een verzoekvraag en niet als gevolg van gedrag dat ingrijpen direct noodzakelijk maakt. Hiermee is naar het oordeel van de Raad voldoende tot uitdrukking gebracht dat deze aspecten slechts een deel van de deeltaak helpen bij de maaltijd betreffen, die in totaal 10 procent van de werktijd beslaat, zodat van de door betrokkene gestelde inconsistentie tusen de diverse arbeidskundige rapporten geen sprake is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarnaast afdoende toegelicht dat een eventuele calamiteit zich slechts bij wijze van uitzondering voordoet, dat dit aspect daarom niet in de functiebeschrijving wordt opgenomen, dat betrokkene in dat geval niet bevoegd is medisch of verzorgend te handelen en dat bij het gebruik van de maaltijden steeds twee verzorgenden aanwezig zijn die daartoe wel bevoegd zijn.
4.6.
Dat in de rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar aanleiding van vragen in beroep en hoger beroep enigszins andere bewoordingen zijn gebruikt bij het toelichten van de functiebeschrijving, leidt niet tot de conclusie dat de arbeidskundige motivering inconsistent is. Het standpunt van het Uwv dat met de functie van voedingsassistent de belastbaarheid van betrokkene niet wordt overschreden, is op adequate wijze gemotiveerd en kan worden gevolgd.
4.7.
Het in hoger beroep overgelegde rapport van de door betrokkene ingeschakelde registerarbeidsdeskundige van 28 augustus 2019 leidt evenmin tot een ander oordeel, omdat deze registerarbeidsdeskundige invulling heeft gegeven aan de functie van voedingsassistent, maar zich daarbij niet heeft gebaseerd op de gegevens van de arbeidskundig analist. Met het rapport van de registerarbeidsdeskundige is daarnaast geen twijfel ontstaan over de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens.
4.8.
Uit 4.3 tot en met 4.7 volgt dat het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep ongegrond verklaren. Omdat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit is er geen grond voor veroordeling van het Uwv tot vergoeding van schade.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van A.M.M. Chevalier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2020.
(getekend) T. Dompeling
(getekend) A.M.M. Chevalier