ECLI:NL:CRVB:2020:2595
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over WGA-uitkering en geschiktheid van de functie van voedingsassistent
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland over de toekenning van een WGA-uitkering aan betrokkene, die als generalist meldkamer werkzaam was. Betrokkene viel uit voor zijn werkzaamheden op 11 december 2014 door medische klachten. Het Uwv kende hem een WGA-uitkering toe, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 73,64%. Dit besluit werd later door het Uwv herzien, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 74,59%. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en vernietigde het besluit van het Uwv, omdat de rechtbank vond dat de arbeidsdeskundige onvoldoende had onderbouwd dat betrokkene geschikt was voor de functie van voedingsassistent.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functie van voedingsassistent passend was voor betrokkene. De Raad concludeerde dat de belastbaarheid van betrokkene op de relevante punten niet werd overschreden en dat de functie van voedingsassistent, zoals beschreven in het CBBS, adequaat was. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van een juiste arbeidskundige beoordeling en de rol van het CBBS in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.