ECLI:NL:CRVB:2020:2594
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van ZW-uitkering en Toeslag zonder dringende redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Kafa, had hoger beroep ingesteld tegen de terugvordering van zijn Ziektewet (ZW) uitkering en Toeslag. De appellant ontving vanaf 13 juni 2016 een ZW-uitkering en vanaf 12 september 2016 een toeslag op basis van de Toeslagenwet (TW). Echter, per 15 juli 2017 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vastgesteld dat appellant geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn eerdere loon kon verdienen. Het Uwv heeft vervolgens de onverschuldigd betaalde bedragen van de ZW-uitkering en de toeslag teruggevorderd, wat door de rechtbank werd bevestigd.
In hoger beroep heeft de appellant zijn standpunt herhaald dat hij geen middelen heeft om terug te betalen, omdat de uitkering was besteed aan levensbehoeften en hij in financiële problemen verkeerde. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen dringende redenen aanwezig zijn om van terugvordering af te zien. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant de juistheid van de terugvorderingsbedragen niet heeft betwist en dat de terugvordering niet leidt tot een onaanvaardbare situatie. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het Uwv terecht tot terugvordering is overgegaan. De uitspraak is openbaar gedaan en er zijn geen proceskosten toegewezen.