ECLI:NL:CRVB:2020:2591
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van ZW-uitkering na herziening door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een ZW-uitkering aan appellant, die sinds 2004 een uitkering ontving op grond van de WAO. Appellant had na beëindiging van zijn dienstverband als brugwachter een WW-uitkering ontvangen, maar meldde zich ziek en ontving een ZW-uitkering. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant te veel ZW-uitkering heeft ontvangen, omdat hij inkomsten had uit uitzendwerk. De terugvordering van het teveel betaalde bedrag van € 5491,64 werd door appellant betwist, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt dat hij niet op de hoogte was van de terugvordering en dat het Uwv al zijn inkomsten kende. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering had herzien en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.