ECLI:NL:CRVB:2020:2580

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
19/439 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een loongerelateerde WIA-uitkering en de medische grondslag daarvan

Op 15 oktober 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 11 december 2018 het beroep van de appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de toekenning van een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 59,83%. De appellant stelde dat er geen verbetering in zijn functioneren was en dat zijn psychische klachten, waaronder wantrouwen, vergeetachtigheid, vermoeidheid en depressie, hem belemmerden in zijn arbeidsinschakeling. Hij voerde aan dat zijn klachten mogelijk verklaard konden worden door de diagnose sarcoïdose, maar hij had geen medische onderbouwing voor deze stelling overgelegd.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv voldoende was gemotiveerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had de psychische klachten van de appellant in zijn beoordeling betrokken en had verdergaande beperkingen aangenomen dan de primaire verzekeringsarts. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid van de appellant. De verzoeken van de appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen werden afgewezen, omdat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de medische beoordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een gedegen medische beoordeling en de noodzaak voor appellanten om hun stellingen te onderbouwen met relevante medische informatie. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

19.439 WIA-PV

Datum uitspraak: 15 oktober 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 11 december 2018, 18/2866 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: M. Schoneveld
Griffier: H. Huisman
Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Het Uwv heeft, na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, bij besluit van 7 december 2017, gehandhaafd bij besluit van 27 juni 2018 (bestreden besluit), aan appellant met ingang van 7 december 2017 een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend omdat de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 59,83%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gelet op de psychische problematiek van appellant verdergaande beperkingen aangenomen dan de primaire verzekeringsarts. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat de argumenten van appellant niet tot aanvullende beperkingen leiden omdat met de klachten van appellant in voldoende mate rekening is gehouden in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 25 juni 2018. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat die beperkingen niet juist zijn vastgesteld. De rechtbank heeft het verzoek om een deskundige in te schakelen afgewezen, omdat de rechtbank geen aanknopingspunten heeft gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en appellant zelf geen nadere informatie heeft overgelegd van Altrecht waar hij voor zijn stemmingsstoornis in behandeling is. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toereikend en inzichtelijk heeft gemotiveerd dat de geduide functies passend zijn bij de belastbaarheid van appellant.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er al jaren geen verbetering in zijn functioneren plaatsvindt. Appellant heeft geen normaal dag- en nachtritme en hij is wantrouwig, vergeetachtig, moe en depressief. Ook vertoont appellant psychotische kenmerken. Vanwege wachtlijstproblematiek hebben er tot nu toe geen adequate behandelingen plaatsgevonden. Inmiddels heeft appellant te horen gekregen dat zijn vermoeidheid en overige klachten verklaard kunnen worden uit het feit dat bij hem sarcoïdose is geconstateerd. Gezien de klachtenpresentatie speelde dit al ten tijde van datum in geding. De ernstige psychiatrische klachten in samenhang met sarcoïdose staan arbeidsinschakeling in de weg. Subsidiair heeft appellant de Raad verzocht om een psychiater als onafhankelijke deskundige te benoemen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden van appellant richten zich op de medische grondslag van het bestreden besluit en behelzen in essentie een herhaling van de gronden die hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en terecht geoordeeld dat er geen aanleiding bestaat voor twijfel aan de juistheid van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde belastbaarheid van appellant. De onder 2. weergegeven overwegingen van de rechtbank worden onderschreven. Daaraan wordt het volgende toegevoegd.
4.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de aanwezige medische informatie die betrekking heeft op de psychische klachten van appellant betrokken in zijn beoordeling en uitvoerig besproken in zijn rapport van 25 juni 2018. Die informatie heeft er ook toe geleid dat er verdergaande beperkingen zijn aangenomen in de rubrieken 1, 2 en 6 van de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft afdoende gemotiveerd dat appellant niet voldoet aan de criteria volgens het Schattingsbesluit voor Geen benutbare mogelijkheden. Appellant heeft in beroep, noch in hoger beroep, medische informatie ingebracht die aanleiding geeft tot twijfel aan de omvang van de vastgestelde psychische belastbaarheid op de datum in geding, te weten 7 december 2017. De stelling van appellant dat bij hem sarcoïdose is vastgesteld en dat zijn vermoeidheid en overige klachten daardoor worden verklaard, heeft hij niet met medische informatie onderbouwd. Omdat geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv, ziet de Raad geen aanleiding voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige.
5. Het hoger beroep slaagt niet.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
H.S. Huisman M. Schoneveld