ECLI:NL:CRVB:2020:2580
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een loongerelateerde WIA-uitkering en de medische grondslag daarvan
Op 15 oktober 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 11 december 2018 het beroep van de appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de toekenning van een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 59,83%. De appellant stelde dat er geen verbetering in zijn functioneren was en dat zijn psychische klachten, waaronder wantrouwen, vergeetachtigheid, vermoeidheid en depressie, hem belemmerden in zijn arbeidsinschakeling. Hij voerde aan dat zijn klachten mogelijk verklaard konden worden door de diagnose sarcoïdose, maar hij had geen medische onderbouwing voor deze stelling overgelegd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv voldoende was gemotiveerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had de psychische klachten van de appellant in zijn beoordeling betrokken en had verdergaande beperkingen aangenomen dan de primaire verzekeringsarts. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid van de appellant. De verzoeken van de appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen werden afgewezen, omdat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de medische beoordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een gedegen medische beoordeling en de noodzaak voor appellanten om hun stellingen te onderbouwen met relevante medische informatie. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.