ECLI:NL:CRVB:2020:2579
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak met betrekking tot arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F.S.P. Wagemaker, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 14 januari 2020 het beroep van verzoeker tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Verzoeker heeft op 2 september 2020 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat hij per 1 december 2020 een vervolguitkering zal ontvangen die lager is dan zijn huidige uitkering. Hij stelt dat hij hierdoor in financiële problemen zal komen, aangezien zijn vaste lasten hoger zijn dan zijn verwachte uitkering. Het Uwv heeft gereageerd op het verzoek en aangevoerd dat er geen spoedeisend belang is, omdat de situatie van verzoeker per 16 november 2018 nog niet is gewijzigd.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het bestreden besluit van het Uwv, dat de mate van arbeidsongeschiktheid van verzoeker per 16 november 2018 op 62,68% heeft vastgesteld, vooralsnog geen wijziging heeft gebracht in de financiële situatie van verzoeker. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij een voorlopige voorziening, omdat de uitkering van verzoeker tot 1 december 2020 ongewijzigd blijft. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de mogelijkheid voor verzoeker om na een nieuw besluit van het Uwv bezwaar te maken en opnieuw een voorlopige voorziening te vragen.
De uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van A.L. Abdoellakhan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2020.