Uitspraak
18.4761 WIA
OVERWEGINGEN
.Het Uwv heeft appellant een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Na een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) is deze uitkering voortgezet, omdat appellant op dat moment niet ten minste 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen.
.Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor het laatstelijk verrichte werk. Hij heeft vervolgens vier functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. Bij besluit van 13 juli 2017 heeft het Uwv geweigerd aan appellant met ingang van 13 juni 2017 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 25 januari 2018 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van 22 januari 2018 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak,
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.100,-,
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 172,- vergoedt.