ECLI:NL:CRVB:2020:2537
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de beëindiging van de WGA-uitkering en de geschiktheid van geselecteerde functies voor appellante met psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante, die zich had ziekgemeld met psychische klachten. Appellante was voorheen werkzaam als verkoopster en ontving na beëindiging van haar dienstverband een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na haar ziekmelding heeft een verzekeringsarts van het Uwv haar beperkingen vastgesteld en is er een WGA-uitkering toegekend. Later heeft het Uwv deze uitkering herzien, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw werd vastgesteld op 11,3%, wat leidde tot de conclusie dat appellante geen recht meer had op de WGA-uitkering.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat het Uwv niet zorgvuldig had gehandeld en dat niet alle informatie was meegenomen in de beoordeling. De Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellante afdoende had gemotiveerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies medisch passend waren voor appellante, ondanks haar psychische klachten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.