ECLI:NL:CRVB:2020:2520
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand door niet verschijnen op oproepen en onduidelijke woonsituatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de aanvraag om bijstand van appellant is afgewezen. Appellant had op 20 oktober 2017 een aanvraag ingediend op grond van de Participatiewet, met als beoogde ingangsdatum 5 juli 2017. Hij vermeldde een adres waar hij tijdelijk zou verblijven, maar gaf aan dat hij op een ander adres woonde. De gemeente Amsterdam heeft vervolgens onderzoek gedaan naar zijn woon- en leefsituatie, omdat er twijfels bestonden over zijn verblijf op het opgegeven adres. Appellant is niet verschenen op de uitnodigingen voor gesprekken met de gemeente en heeft geen opgave van zijn verblijfadressen overgelegd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant niet heeft voldaan aan zijn medewerkingsverplichting, wat een grond vormt voor de afwijzing van zijn aanvraag. De Raad bevestigt dat het aan appellant is om de nodige duidelijkheid te verschaffen over zijn woonsituatie. De Raad concludeert dat de gemeente geen verplichting had om appellant door te verwijzen naar het Daklozenloket, aangezien hij een reguliere aanvraag om bijstand had ingediend en op een adres stond ingeschreven. De terugvordering van de verstrekte voorschotten wordt eveneens bevestigd, omdat appellant geen zelfstandige gronden heeft aangevoerd tegen deze terugvordering. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.