ECLI:NL:CRVB:2020:2499
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen van verhaalsbesluit in WAO-zaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellante had geen rechtsmiddelen ingesteld tegen het verhaalsbesluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en was daarmee tekortgeschoten in het gebruik van haar rechtsmiddelen. Het Uwv had op 16 augustus 2007 een verhaalsbesluit genomen, waarbij de aan een ex-werknemer betaalde WAO-uitkering op appellante werd verhaald. Appellante stelde in hoger beroep dat er nieuwe feiten waren die dit verhaalsbesluit onjuist zouden maken, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd gedaan op 16 oktober 2020.