ECLI:NL:CRVB:2020:2484

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
19/2166 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.D. de Rooij, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 13 november 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Op 17 december 2019 heeft mr. De Rooij namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten door het Uwv.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv inderdaad volledig aan de bezwaren van appellante heeft voldaan, wat de intrekking van het hoger beroep rechtvaardigde.

De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De totale kosten zijn begroot op € 2.340,15, inclusief de kosten voor rechtsbijstand en de vergoeding voor de werkzaamheden van de bedrijfsarts. De uitspraak is gedaan op 7 oktober 2020 door B.J. van de Griend, in aanwezigheid van griffier K.R. van Renswoude.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 oktober 2020
19/2166 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
2 april 2019, 17/4241 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.D. de Rooij, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 13 november 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 17 december 2019 heeft mr. De Rooij namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 13 november 2019 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.050,- in beroep en € 525,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Het verzoek om vergoeding van de kosten van door de gemachtigde van appellante overgelegde notitie van F.M. Brouwer, bedrijfsarts/verzekeringsarts/medisch adviseur, komt voor toewijzing in aanmerking. Hierbij wordt uitgegaan van een uurtarief van € 126,47 (Besluit tarieven strafzaken 2003). Uit de door gemachtigde van appellante overgelegde nota blijkt dat de werkzaamheden van Brouwer 4 uur en 30 minuten in beslag hebben genomen. Conform artikel 9 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 wordt dit afgerond naar 5 uur, zodat de vergoeding € 765,15 (inclusief 21% BTW) bedraagt.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.340,15.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
7 oktober 2020.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) K.R. van Renswoude

TM