Uitspraak
17.3215 ZW, 18/4950 ZW, 18/4951 WIA
11 april 2017, 16/3644 (aangevallen uitspraak 1) en 25 juli 2018, 18/82 en 18/83 (aangevallen uitspraak 2)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, die tot 19 juli 2011 als beveiliger werkte, meldde zich op 12 februari 2012 ziek. Na afloop van de voorgeschreven wachttijd weigerde het Uwv appellant een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat de belastbaarheid van appellant correct is ingeschat. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, maar de Raad oordeelt dat de gronden in het hoger beroep een herhaling zijn van wat eerder is aangevoerd en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. De Raad bevestigt de uitspraken van de rechtbank en stelt vast dat appellant niet aan de voorwaarden voor de WIA-uitkering voldoet, omdat hij de wachttijd van 104 weken niet heeft vervuld. De Raad volgt de rechtbank in haar oordelen en maakt de overwegingen tot de zijne.