ECLI:NL:CRVB:2020:2459

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
18/3582 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaren appellante

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Koolhoven, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 18 mei 2018. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de WAJONG-uitkering van appellante. Op 26 maart 2020 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft mr. Koolhoven op 1 april 2020 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Uwv veroordeeld kan worden in de proceskosten, aangezien het hoger beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank in eerste aanleg al een veroordeling in de proceskosten had uitgesproken, waardoor alleen de kosten in hoger beroep nog ter beoordeling stonden.

De Raad heeft de proceskosten begroot op € 787,50 voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep. Daarnaast heeft de Raad de verzoeken om vergoeding van extra kosten, die appellante heeft gemaakt in verband met rapporten van DC Expertise Centrum en Triage, in overweging genomen. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het Uwv veroordeeld tot een totale vergoeding van € 6.022,02 aan appellante voor de gemaakte kosten. Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 oktober 2020
18/3582 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
18 mei 2018, 15/3433 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M. Koolhoven hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 26 maart 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Per faxbericht van 1 april 2020 heeft mr. Koolhoven namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 26 maart 2020 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien de rechtbank al een veroordeling in de proceskosten in eerste aanleg heeft uitgesproken, staan voor de Raad nog slechts ter beoordeling de in hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 787,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze) voor verleende rechtsbijstand.
Het verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten van € 2.178,- in verband met het door de gemachtigde van appellante overgelegde rapport van DC Expertise Centrum en € 3.056,52 in verband met de door de gemachtigde van appellante overgelegde rapporten van Triage, komt voor vergoeding in aanmerking.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 6.022,02.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van
L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
14 oktober 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) L.R. Scherpenzeel-Carlier