ECLI:NL:CRVB:2020:2434
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand in verband met ontvangen WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant ontving sinds 1 augustus 2018 een bijstandsuitkering, maar in januari 2019 ontving hij van het UWV een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2018. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft in een besluit van 1 februari 2019, dat in bezwaar is gehandhaafd op 23 april 2019, de bijstandsuitkering van de appellant met ingang van 1 augustus 2018 ingetrokken en de verleende bijstand over de periode van 1 augustus 2018 tot en met 31 januari 2019 teruggevorderd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing van het college bevestigd. De Raad oordeelde dat de appellant, die vanaf 1 augustus 2018 recht had op een WW-uitkering, niet bijstandbehoeftig was. Dit betekent dat hij geen recht had op bijstand en dat het college terecht de bijstandsuitkering heeft ingetrokken en teruggevorderd. De appellant moet de ontvangen bijstandsuitkering over de periode van 1 augustus 2018 tot en met 31 januari 2019 terugbetalen aan het college. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gebaseerd op de overwegingen dat alleen bijstandbehoeftige personen recht hebben op bijstand.