ECLI:NL:CRVB:2020:2390
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door CIZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ. De appellante had een aanvraag ingediend voor zorg, maar het CIZ heeft deze aanvraag afgewezen op basis van een advies van hun medisch adviseur. Dit advies, gedateerd op 25 maart 2019, concludeerde dat de aanwezige beperkingen van de appellante niet leidden tot een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid, zoals vereist volgens artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz.
De rechtbank Gelderland heeft het beroep van de appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het CIZ zich op het advies van de medisch adviseur heeft kunnen baseren. De appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die de conclusie van de medisch adviseur zou kunnen weerleggen. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is openbaar gedaan en is vastgelegd in een proces-verbaal. De griffier en het lid van de enkelvoudige kamer hebben de uitspraak ondertekend, waarmee de beslissing officieel is bekrachtigd.