ECLI:NL:CRVB:2020:2377
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van onduidelijke financiële situatie en onvoldoende informatieverstrekking
In deze zaak heeft appellant op 27 april 2018 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) ingediend, met als gewenste ingangsdatum 15 augustus 2017. Appellant heeft aangegeven dat hij voor het laatst op 1 januari 2007 loon ontving en dat hij voorafgaand aan de aanvraag in het buitenland bij familie woonde. Hij heeft ook een motorvoertuig met een dagwaarde van € 1.000,- opgegeven. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft appellant verzocht om aanvullende informatie, waaronder bankafschriften en verklaringen over zijn financiële situatie. Ondanks het indienen van enkele documenten, bleef de informatie onduidelijk en onvoldoende om te kunnen vaststellen of appellant in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde.
Bij besluit van 19 juni 2018 heeft het college de aanvraag afgewezen, omdat appellant niet voldoende informatie heeft verstrekt over zijn inkomsten en vermogen. Het bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard, en de rechtbank Rotterdam heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe gronden aangevoerd, maar enkel een opsomming van de eerder overgelegde stukken. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd benadrukt dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt. De Raad concludeert dat appellant onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn financiële situatie, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.