ECLI:NL:CRVB:2020:2376
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging studiefinanciering en vaststelling OV-schuld bij minderjarige studente
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de studiefinanciering van een minderjarige studente en de vaststelling van een OV-schuld. De studente had op 2 december 2015 studiefinanciering aangevraagd en ontving vanaf april 2016 studiefinanciering, inclusief een reisrecht. Na haar stopzetting van de studie in de zomer van 2016, heeft zij haar reisrecht niet beëindigd. De minister heeft haar in verschillende besluiten meegedeeld dat zij een OV-schuld had opgebouwd, omdat zij geen recht had op het reisproduct dat op haar OV-chipkaart stond. De studente heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank heeft het beroep van de studente tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat de studente in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de argumenten van de studente afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de minderjarigheid van de studente niet betekent dat er geen OV-schuld vastgesteld mocht worden. De Raad oordeelt dat de studente voldoende op de hoogte is gesteld van de besluiten die tot de OV-schuld hebben geleid en dat de minister niet verplicht was om ook de ouders van de studente te informeren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen onrechtmatige besluitvorming is aangetoond.