2.3.Bij aangevallen uitspraak 3 heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 5 ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraken gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de PW is de belanghebbende verplicht gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
4.1.2.Op grond van artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, van de PW verlaagt het college de bijstand overeenkomstig het vijfde, zesde, zevende of achtste lid ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de volgende verplichting: het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
4.1.3.Op grond van het vijfde lid verlaagt het college, in het geval van het niet nakomen van een verplichting bedoeld in het vierde lid, de bijstand met 100% voor een bij de verordening als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de PW, vastgestelde periode van ten minste een maand en ten hoogste drie maanden.
4.1.4.Op grond van het negende lid ziet het college af van het opleggen van een maatregel, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
4.1.5.Op grond van het tiende lid stemt het college een op te leggen maatregel of een opgelegde maatregel af op de omstandigheden van de belanghebbende en diens mogelijkheden om middelen te verwerven, indien naar zijn oordeel, gelet op bijzondere omstandigheden, dringende redenen daartoe noodzaken.
4.2.1.Aan artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de PW is toepassing gegeven bij de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 Avres 2016 (Afstemmingsverordening).
4.2.2.Op grond van artikel 10 van de Afstemmingsverordening bedraagt de verlaging 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand, als een belanghebbende een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de PW niet of onvoldoende nakomt.
4.3.1.Appellant heeft aangevoerd dat het traject bij Avres geen voorziening gericht op arbeidsinschakeling is, maar een verplichting om met behoud van uitkering te werken via een detacherings- of uitzendbureau. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.3.2.De vraag is aan de orde of het verrichten van werkzaamheden met behoud van bijstand, zoals bij het onderhavig traject het geval is, kan worden aangemerkt als een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de PW. Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 13 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3829, volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling dat voor het antwoord op de vraag of een voorziening kan worden aangemerkt als een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, als bedoeld artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de PW, afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval. In het geval van appellant zijn de volgende omstandigheden van belang. Appellant ontving ten tijde van het aanbod vijfenhalf jaar onafgebroken bijstand en gedurende die periode heeft hij niet op eigen kracht betaald werk verkregen. Het dagelijks bestuur vond ondersteuning in de re-integratie daarom noodzakelijk. In dit traject werkt appellant twee en een halve dag in de week, met behoud van uitkering. Het traject wordt voor 3 maanden ingezet en kan na de periode van 3 maanden verlengd worden. De werkcoach van appellant zal de voortgang van het traject bewaken. Het dagelijks bestuur wil met het ingezette traject allereerst inzicht krijgen in de werkhouding, arbeidsritme, motivatie, het kunnen werken in teamverband en het aannemen en zonder commentaar kunnen uitvoeren van gegeven opdrachten. Het traject is daar geschikt voor, omdat daar de verschillende aspecten aan bod komen. 4.3.3.Gelet op de onder 4.3.2. vermelde omstandigheden, was het traject onmiskenbaar bedoeld om appellant te ondersteunen bij zijn arbeidsinschakeling met als uiteindelijke doel het verwerven van reguliere arbeid, bij welke arbeid geen gebruik (meer) wordt gemaakt van een voorziening. Het traject was, gelet op die genoemde omstandigheden, ook afgestemd op de individuele situatie van appellant. Om deze redenen kan dit traject worden aangemerkt als een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de PW.
4.4.1.Appellant heeft verder aangevoerd dat het dagelijks bestuur hem via Avres Diensten B.V. feitelijk detacherings- of uitzendwerk wilde laten doen, terwijl deze B.V. niet beschikt over een registratie als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.4.2.Artikel 7a, eerste lid, van de Waadi bepaalt dat het een ieder verboden is in Nederland arbeidskrachten ter beschikking te stellen anders dan door middel van een onderneming of rechtspersoon die in het handelsregister bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is ingeschreven en waarvan is opgenomen dat deze de activiteit van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten uitoefent of mede uitoefent. Op grond van artikel 1, aanhef en onder c, van de Waadi wordt onder ‘ter beschikking stellen van arbeidskrachten’ verstaan: het tegen vergoeding ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een ander voor het onder diens toezicht en leiding, anders dan krachtens een met deze gesloten arbeidsovereenkomst, verrichten van arbeid.
4.4.3.Zoals volgt uit 4.3.1 tot en met 4.3.3 heeft het dagelijks bestuur appellant niet als arbeidskracht ter beschikking gesteld, maar hem een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aangeboden. Voor het aanbieden van een dergelijke voorziening is niet op grond van artikel 7a, eerste lid, van de Waadi een inschrijving in het handelsregister noodzakelijk, zodat de beroepsgrond al daarom niet slaagt.