ECLI:NL:CRVB:2020:2353
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over voortzetting WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die eerder een WGA-vervolguitkering ontving, heeft verzocht om een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid vanwege toegenomen klachten. Het Uwv heeft na een medisch onderzoek de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 45% tot 55% en de WGA-vervolguitkering voortgezet. Appellant betwist de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en stelt dat zijn beperkingen onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde medische beperkingen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant afdoende besproken en de Raad onderschrijft deze overwegingen. De geselecteerde functies zijn in medisch opzicht geschikt voor appellant, en er zijn geen nieuwe medische stukken overgelegd die de beoordeling van het Uwv kunnen ondermijnen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.