ECLI:NL:CRVB:2020:2351
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-vervolguitkering na zorgvuldig onderzoek door verzekeringsarts
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-vervolguitkering van appellant. Appellant, die zich op 22 september 2011 ziek meldde met psychische klachten, ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering. Na een wijziging in zijn situatie en een herbeoordeling door het Uwv, werd zijn uitkering per 28 oktober 2017 beëindigd. De rechtbank Overijssel had eerder het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant terecht op minder dan 35% had vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had zorgvuldig onderzoek verricht en de medische situatie van appellant goed in kaart gebracht. Appellant had aangevoerd dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen, maar de Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hadden waarom bepaalde beperkingen niet waren aangenomen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de WGA-vervolguitkering had beëindigd. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.100,- bedroegen, en moest het Uwv het griffierecht van € 172,- vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.